Uitzaaiingen in de lymfeklieren beter zien bij prostaatkanker
Jaarlijks krijgen ruim
10.000 Nederlandse mannen te horen dat ze prostaatkanker hebben. Een deel
daarvan ontwikkelt in een latere fase van de ziekte helaas ook uitzaaiingen.
Als er uitzaaiingen zijn gevonden in het onderste gedeelte van het bekken (het
kleine bekken), bestaat de standaardbehandeling uit een operatie en daarna
onderzoek door de patholoog. Uit onderzoek blijkt helaas dat er dan nog teveel
kleine lymfeklieren met uitzaaiingen over het hoofd worden gezien. Prof dr.
Jelle Barentsz wil daarom een betere behandeling door opsporing van deze kleine
uitzaaiingen: ‘Patiënten moeten na deze behandeling tumorvrij kunnen zijn!’
Het optimaliseren van de
behandeling is een grote uitdaging, omdat de uitzaaiingen vaak in zeer kleine
lymfeklieren zitten (1,5 mm). Als we weten op welke plekken die kleine
uitzaaiingen niet gevonden worden, kan de operatietechniek worden aangepast, en
het effect van de behandeling daardoor beter worden.
Verkeerde therapie na
onjuiste uitslag
Zonder een goede standaardbehandeling is iedere volgende stap, bijvoorbeeld het
onderzoeken hoe goed de nano-MRI de uitzaaiingen in de lymfeklieren in het
kleine bekken opspoort, zinloos. Een verkeerde uitslag van de reguliere
behandeling zal dus leiden tot een verkeerde en minder effectieve therapie.
Optimaliseren
behandeling
Dit onderzoek zal zich richten op de aanwezige beperkingen van de operatie
en het pathologisch onderzoek van het verwijderde weefsel en hoe we die
beperkingen kunnen oplossen en verbeteren. Het onderzoek is in twee delen
opgezet. Prof. dr. Jelle Barentsz: “In de eerste fase willen we in 15 patiënten
met prostaatkanker en een verhoogd risico op uitzaaiingen in de lymfeklieren de
gevonden uitzaaiingen op de beelden vóór de operatie vergelijken met de beelden
van 6-8 weken na de operatie. Hierbij maken we gebruik van PSMA PET-CT en
nano-MRI beelden. Zo bepalen we of de afwijkende lymfeklieren daadwerkelijk
verwijderd zijn.”
Alle tumoren opgespoord
Onderzoekers controleren daarna het verwijderde weefsel. Barentsz: “Het
verwijderde weefsel slaan we veilig op en doordrenken we met formaline.
Vervolgens scannen we het verwijderde weefsel in een hoog-resolutie
MRI-apparaat en worden de uitzaaiingen in de lymfeklieren opgespoord. De
uitkomsten van het daarna door de patholoog onderzochte weefsel wordt
vergeleken met de beelden van de MRI. Eventuele ‘gemiste’ uitzaaiingen door de
patholoog worden zo alsnog opgespoord en pathologisch onderzocht.”
Zien dat de techniek
goed werkt
Door de afwijkende lymfeklieren op de beelden van de MRI en de PSMA PET-CT
van de patiënt te vergelijken met die van het weggenomen weefsel, krijgt prof.
dr. Jelle Barentsz en zijn onderzoeksteam een extra mogelijkheid om te zien of
de diagnose van de beeldvormende techniek juist was en waar eventueel de
bestaande ‘gouden standaard’ afwijkende klieren heeft gemist.
De uitkomst van de
eerste fase van deze studie vormt de basis voor een betere behandeling
die bestaat uit een beterere operatietechniek en nauwkeuriger pathologisch
onderzoek. In de tweede fase van het onderzoek willen we in 15 patiënten
evalueren of de gevonden verbeteringen leiden tot het nauwkeuriger ontdekken
van zeer kleine (1,5 mm) uitzaaiingen in de lymfeklieren.
Hoofonderzoeker: prof.
dr. Jelle Barentsz