Informatie

Het aantal nieuwe patiënten met prostaatkanker per jaar is in de afgelopen 25 jaar gestegen van ruim 4.000 in begin jaren negentig naar ongeveer 13.500 in 2021. Veel mensen denken dat prostaatkanker alleen op oudere leeftijd voorkomt. Toch is bijna de helft van de mannen onder de 70 jaar wanneer ze de diagnose krijgen. Bijna 10% van de mannen is zelfs jonger dan 60 jaar. Elk jaar sterven in Nederland ongeveer 3.000 mannen aan prostaatkanker. Dat moet en kan beter! Een bestralingsboost heeft bewezen effectief te zijn. De vraag hierbij is, voor wie? Dat willen de onderzoekers in dit onderzoek beantwoorden op basis van genexpressie. 

Een extra dosis straling
Een groot deel van alle prostaatkankerpatiënten wordt behandeld met uitwendige bestraling (radiotherapie). Uit het FLAME onderzoek bleek, dat een extra dosis straling precies op de tumor de vooruitzichten van mannen met niet-uitgezaaide prostaatkanker verbetert. De kans dat de ziekte binnen vijf jaar terugkomt, is voor hen minder groot dan voor mannen die de ‘boost’ niet krijgen. De laatste jaren zijn de bestralingstechnieken sterk verbeterd waardoor omringend gezond weefsel, zoals de darmen en blaas, beter kan worden gespaard. Toch ondervindt een deel van de patiënten nog steeds langdurige bijwerkingen, zoals plasklachten, ontlastingsklachten, vermoeidheid en verminderde erectiefunctie.

Genexpressie als leidraad
Om bijwerkingen te verminderen is het belangrijk dat de bestralingsboost alleen gegeven wordt aan patiënten bij wie dit nut heeft. Daarom moet worden nagegaan of het mogelijk is van tevoren te bepalen welke patiënten een bestralingsboost nodig hebben om genezing te bereiken. Dit zal onderzocht worden door het meten van de expressie van tien genen in reeds verzamelde prostaatbiopten bij 100 patiënten uit Nederland en België. Op basis van deze biopten wordt nagegaan wat de “Genomic Adjusted Radiation Dose” of te wel de GARD waarde is en vaststellen of dit als leidraad kan gelden voor de voorspelling van genezing na bestraling voor prostaatkanker.

Kans op genezing vergroten
Hiervoor willen wij de biopten verzamelen uit de betrokken ziekenhuizen, genexpressie meten, en de uitkomsten onderzoeken. Wij hopen zo in de toekomst met een simpele, relatief goedkope meting in een prostaatbiopt van tevoren te bepalen welke patiënten wel of geen bestralingsboost nodig hebben en daarmee de kans op genezing verder te vergroten.

Optimale balans tussen maximaal effect en minimale bijwerkingen
Het vinden van de optimale balans tussen maximale effectiviteit en minimale bijwerkingen is cruciaal. In het FLAME onderzoek moest vaak de dosis van de bestralingsboost worden verlaagd om omliggende gezonde organen, zoals de endeldarm en blaas, te sparen. Een deel van deze patiënten kon hierdoor geen hoge bestralingsboost krijgen. Dit betekent dat er nog steeds een keuze moet worden gemaakt tussen meer effectiviteit of minder bijwerkingen.

Genezing én kwaliteit van leven
Ons onderzoek richt zich niet alleen op genezing, maar ook op kwaliteit van leven. We willen graag achterhalen of het mogelijk is om van tevoren te bepalen welke patiënten een bestralingsboost nodig hebben om genezing te bereiken.

Helpt u ons mee om dit onderzoek mogelijk te maken?
Uw financiële steun is van groot belang en zal een directe impact hebben op het vergroten van de kans op genezing voor vele patiënten. Samen kunnen we een verschil maken!

Hoofdonderzoeker
dr. Linda Kerkmeijer, afdeling Radiotherapie

Mede-Onderzoeker
dr. Paul Span, afdeling Radiotherapie
dr. Robert Jan Smeenk, Radiotherapeut-oncoloog

Informatie

Ze noemen het ook wel de Silent Killer, eierstokkanker….
Jaarlijks overlijden er in Nederland ruim 1000 vrouwen aan eierstokkanker. Doordat de diagnose vaak laat gesteld wordt door het ontbreken van geschikte screening en het uitblijven van klachten, presenteert 70% van de vrouwen zich met een laat stadium van de ziekte en heeft daardoor een slechte prognose.
70-90% van deze vrouwen krijgt de ziekte terug na behandeling, waardoor de vijfjaarsoverleving slechts 28-46% is.

In dit onderzoek willen dr. Harry Dolstra en zijn onderzoeksteam aanknopingspunten vinden voor een verbeterde immunotherapie tegen eierstokkanker door Natural Killer-cellen die kankercellen beter kunnen herkennen.

Immunotherapie en eierstokkanker
Immunotherapie is een snelgroeiende vorm van behandeling voor verschillende soorten kanker.
Met name bij patiënten waarbij de reguliere behandelingen niet voldoende aanslaan, of de kanker terugkeert, kan immunotherapie een uitkomst bieden.
Uit recent onderzoek blijkt dat immunotherapie een rol kan gaan spelen bij de behandeling van eierstokkanker.

Het verbeteren van de afweer  
In laboratorium en preklinisch onderzoek heeft Dolstra al bewezen dat eierstokkanker cellen gevoelig zijn voor “Natural Killer (NK)”-cellen. NK-cellen zijn gespecialiseerde witte bloedcellen die een belangrijke rol spelen bij de afweer tegen infecties en kanker. Ze hebben een unieke methode ontwikkeld om grote hoeveelheden NK-cellen te kweken vanuit bloedvormende stamcellen.

NK cellen, hoopvol voor genezing 
Recent onderzoek heeft aangetoond dat de anti-kanker functionaliteit van NK-cellen verder verbeterd kan worden met zogeheten chimere antigeenreceptoren (CARs). Deze CARs zorgen voor een betere herkenning van de kankercellen en een verhoogde activatie van de NK-cellen. Daarnaast is het mogelijk om de NK-cellen eigen groeifactoren te laten produceren en remmende factoren uit te schakelen door de CRISPR gen-editing techniek. Hierdoor zullen de NK-cellen een langduriger overleving hebben en worden ze niet geremd door de kankercellen of remmende factoren die aanwezig in het buikvocht bij patiënten met eirerstokkanker.

Wat als die NK cellen langer kunnen vechten en sterker zijn?
Stel je eens voor wat het zou betekenen als de verbeterde NK cellen krachtiger zouden zijn en langer de eierstoktumoren zouden kunnen aanvallen….
Samen zou dit kunnen zorgen voor een verlengde ziektevrije overleving en mogelijk zelfs voor genezing door middel van onze verbeterde NK-celtherapie. Hoogste tijd om dit te onderzoeken!

Hoofdonderzoeker
Dr. Harry Dolstra

Mede-onderzoekers:
Dr. Anniek van der Waart
Dr. Paul de Jonge

Informatie

Kanker wordt tegenwoordig vaak bestreden met precisiemedicijnen die gericht zijn tegen moleculaire afwijkingen die in een tumor gevonden worden. Helaas reageren niet alle patiënten op zulke precisietherapie. Wie wel en wie niet reageert valt meestal niet te voorspellen, wat resulteert in een hoge mate van overbehandeling.

Immuun-checkpointremmers
Een concreet voorbeeld is het gebruik van zogenaamde immuun-checkpointremmers (ICI), oftewel antistoffen die zijn ontworpen om de natuurlijke afweer tegen de tumor te reactiveren. ICI behandeling leidt in sommige gevallen tot volledige genezing, wat heeft geleid tot een brede inzet van ICI behandeling bij, bijvoorbeeld, melanoom, blaaskanker, longkanker en nierkanker.

Ernstige neveneffecten voorkomen
Helaas is genezing of duurzame respons door ICI behandeling beperkt tot een kleine groep patiënten, en de meerderheid van de patiënten (60-80% voor alle kankersoorten) reageert niet en kan zelfs ernstige neveneffecten ondervinden, zoals gezichtsverlies of epilepsie.

Door het voorspellen van de werkzaamheid
Er is daarom een behoefte aan biomarkers die betrouwbaar de werkzaamheid van een ICI behandeling bij een patiënt kunnen voorspellen, de zogenoemde predictieve biomarkers.

Met een algoritme
Het doel van deze studie is om een RNA-expressie gebaseerd algoritme te ontwikkelen om daarmee de kans op respons op de ICI behandeling te voorspellen.

Studie voor blaas en nierkanker patienten 
In deze studie zullen blaas- en nierkankerpatiënten die een ICI behandeling hebben ondergaan worden geïncludeerd. Uit het ingevroren tumorweefsel van deze patiënten zal RNA worden geïsoleerd, wat vervolgens zal worden gebruikt voor zogenaamde circular probe-based RNAsequencing (ciRNAseq) analyse. Doordat het materiaal van elke patiënt zal worden voorzien van (genetische) ‘barcodes’ kunnen de tumoren van bijna honderd patiënten tegelijkertijd op een kosteneffectieve manier worden geanalyseerd.

”Blaas- en nierkanker patienten verdienen de beste behandeling, met zo min mogelijk risico’s en zo’n maximaal mogelijk resultaat”

Het vergelijken van hun tumorweefsel en genetische profielen
De ciRNAseq-genexpressieprofielen van groepen blaas en nierkankerpatiënten met verschillende klinische uitkomsten (bijv. volledige respons, gedeeltelijke respons en geen respons op ICI) zullen met elkaar worden vergeleken en onderworpen aan machine learning algoritmen.

Iedere patient de juiste en effectieve behandeling
Wij verwachten dat we de kans op ICI respons kunnen voorspellen aan de hand van algoritmen die gebaseerd zijn op complexe RNA-expressie profielen. Deze gegevens zullen de basis vormen voor vervolg subsidieaanvragen om een klinisch vervolgonderzoek te starten, waarbij de behandeling van kanker met ICI zal worden geleid door de hier ontwikkelde RNA-gebaseerde risicoinschatting.

Hoofdonderzoeker
Dr. Gerald Verhaegh, moleculair bioloog

Mede-onderzoekers
Dr. Toine van der Heijden, uroloog
Dr. Niven Mehra, medisch oncoloog

Informatie

Immuuntherapie heeft een enorme impact gehad op de behandeling van tumoren. Uit klinische studies is gebleken dat immuuntherapie krachtige anti-tumor effecten kan hebben en daarmee de overlevingskansen van patiënten kan verbeteren. Helaas geldt dit slechts voor een klein percentage van de prostaatkankerpatiënten die behandeld worden. Hoewel er veelbelovende ontwikkelingen zijn bij verschillende tumortypes, blijkt immuuntherapie momenteel niet voldoende effectief te zijn bij mannen met agressieve prostaatkanker.

Ons afweersysteem
Ons immuunsysteem kan tumoren detecteren, controleren en zelfs verkleinen. Helaas hebben tumorcellen eigenschappen waardoor ze het immuunsysteem kunnen onderdrukken. In de INSPIRE-studie proberen we het immuunsysteem te versterken met behulp van immuuntherapie, zodat het weer in staat is om tumoren op te ruimen. We maken gebruik van twee onderzoeksgeneesmiddelen genaamd Ipilimumab en Nivolumab. Deze geneesmiddelen zijn antilichamen die zich binden aan lymfocyten, een specifiek type afweercel, waardoor de effectiviteit van deze cellen wordt vergroot. Een lymfocyt die beter functioneert kan tumorcellen efficiënter opruimen.

Checkpointremmers
Prostaatkanker reageert over het algemeen niet goed op immunotherapie met checkpoint remmers (ICI). Maar bij ongeveer 20% van de patiënten met uitgezaaide prostaatkanker zijn er specifieke afwijkingen in het DNA van de tumor die de tumor mogelijk toch gevoeliger hiervoor maken. In deze studie willen we onderzoeken of deze patiënten baat hebben bij een behandeling met dubbele ICIs. We verwachten dat minstens 30% van de patiënten langdurig profijt zal hebben van deze behandeling.

Eerder beoordelen of een behandeling aanslaat 
Het is belangrijk om vroeg te kunnen beoordelen of dubbele ICIs effectief zijn. Ongeveer 40% van de patiënten ondervindt ernstige bijwerkingen, meestal na 12-16 weken behandeling. Gezien de beperkte kans op respons, is het cruciaal om tijdig vast te stellen of de behandeling aanslaat. Momenteel gebruiken we scans om de effectiviteit van ICIs te evalueren. Vaak wordt er gedurende 16 weken behandeld omdat het soms pas laat zichtbaar is op scans of de behandeling effect heeft. Bovendien bemoeilijkt prostaatkanker in botten een nauwkeurige evaluatie, aangezien dit moeilijker te beoordelen is op scans.

Dringende behoefte aan biomarkers 
Er is dringend behoefte aan biomarkers (*) die ons in staat stellen om eerder het effect van immunotherapie bij prostaatkankerpatiënten te beoordelen. Goede biomarkers voorkomen dat patiënten die geen baat hebben bij de behandeling onnodig lang worden behandeld, wat zowel bijwerkingen als kosten kan verminderen. Eerdere studies bij kankerpatiënten hebben aangetoond dat er in de eerste weken van ICI-behandeling veranderingen optreden in het bloed. Deze veranderingen kunnen mogelijk dienen als een maatstaf voor respons. We kijken specifiek naar twee biomarkers: circulerend tumor DNA, wat ons iets vertelt over de omvang van de ziekte, en het T-celreceptorrepertoire, wat een indicatie geeft van de activiteit van het immuunsysteem.

Hoofdonderzoeker/aanvrager
dr. Niven Mehra

Mede-onderzoekers
dr. Sandra van Wilpe

Helpt u Niven mee zijn onderzoek te realiseren?
Graag! Klik op de ‘Doneer nu’-knop. In actie komen voor het onderzoek van dr. Niven Mehra kan ook. Klik dan op ‘Start actie’.

(*) Dankzij biomarkers is het mogelijk om te controleren wat het risico is dat een ziekte zich voordoet, of een ziekte aanwezig is, hoe een ziekte evolueert of wat de effecten zijn van een behandeling.

N.B. In dit onderzoek maken we gebruik van bloedmonsters van 60 patiënten uit de INSPIRE studie om te onderzoeken of we op basis van deze biomarkers vroegtijdig kunnen bepalen of ICI-behandeling effectief is bij prostaatkankerpatiënten.

Informatie

Een verhoogd risico op maagkanker? Dat hebben mensen met een fout in het CDH1-gen. Mensen met een afwijking in dit gen lopen meer risico op diffuus type maagkanker (DGC). Dit is erfelijk en daarom krijgen jongvolwassenen die drager zijn van dit gen het advies om uit voorzorg hun maag te verwijderen. Het gevolg is dat zij gedurende de rest van hun leven klachten ondervinden zoals extreem afvallen, flauwvallen, een levenslang dieet, insulten, moeilijke opname van ijzer of B12 en bijvoorbeeld het niet werken van de anticonceptiepil. Mensen ervaren hierdoor vaak mentale en sociale klachten. Meer inzicht is belangrijk om te weten welke patiënten in aanmerking komen voor endoscopische surveillance en welke patiënten preventief een maagverwijdering moeten ondergaan. Hoogste tijd voor dit onderzoek!

Want, stel je eens voor

  1. Je bent rond de twintig, in de bloei van je leven en je verliest een familielid aan maagkanker
  2. Het blijkt een erfelijke vorm van darmkanker te zijn. Het CDH1-gen, of te wel het HDGG syndroom
  3. Je voelt jezelf gezond, energiek, jong en hebt nog een heel leven voor je
  4. Je hoort dat je maag preventief verwijderd moet worden vanwege de hoge kans op maagkanker 
  5. Je leven krijgt lichamelijk, mentaal en sociaal een compleet andere wending
  6. Je zal het maar te horen krijgen, de diagnose ”drager van het CDH1gen”
  7. Toekomstdromen, gezinsplanning, werk, sociale uitjes. Alles wordt ineens anders.

Een totale maagverwijdering heeft zeer grote consequenties. Patiënten willen zeker weten of dit écht de enige optie is of dat endoscopische monitoring door controle afspraken ook een veilige optie kan zijn.

Risico op maagkanker
Iemand met een afwijkend CDH1-gen heeft een sterk verhoogde kans om maagkanker te krijgen. Die kans kan oplopen tot zo’n 80%. Een vrouw met een afwijkend CDH1-gen heeft daarnaast ook nog ook een verhoogde kans om borstkanker te krijgen. Niet alle vrouwen met een afwijkend CDH1-gen krijgen borstkanker. De reden daarvoor is nog onbekend.

Gevolgen voor familie
Een ouder met een afwijkend CDH1-gen heeft 50% kans om dit gen aan een zoon of dochter over te dragen. De kans geldt dus voor elk kind. Het gaat hier om een zogenoemde autosomaal dominante overerving. Hierbij ‘overwint’ het gen met de fout de gezonde versie van het gen dat iemand van de andere ouder kreeg. Autosomaal betekent dat het niet uitmaakt of je een jongen of een meisje bent.

Onderzoek achtergrond 
Bij een maagresectie, het verwijderen de maag, zijn vrijwel altijd kleine plekjes van diffuse maagkanker te vinden. In dit onderzoek bestuderen we het preventief verwijderen van de maag van patiënten met een pathogene kiembaan CDH1 variant. In deze maagresecties zijn er veel oppervlakkige zegelringtumorcellen aanwezig, waarbij nog geen cellen dieper in de maagwand worden gevonden. Het is onbekend door welke veranderingen zegelringcellen zich beginnen door te dringen naar weefsel.

Genetische analyse
Daarom willen de onderzoekers DNA-onderzoek doen en mutaties in kaart brengen van maagtumoren. Ze bestuderen maagweefsel van verschillende stadia van maagkanker. Vervolgens willen ze in maag-organoïden testen of deze mutaties het invasieve gedrag van tumorcellen beïnvloeden. Maag-organoïden is een kunstmatig gekweekt miniatuurorgaan. Organoïden worden buiten het lichaam gemaakt uit stamcellen, die zodanig geprogrammeerd worden dat ze uitgroeien tot een verkleinde en versimpelde, maar functionele versie van een biologisch orgaan. In deze organoïden kunnen ze de verschillende stappen van het ontwikkelen van maagkanker nabootsen om te ontrafelen wat er exact gebeurt.

Doel, nut en noodzaak
Dit onderzoek is erop gericht om de voortgang van diffuus-type maagkanker in CDH1-patiënten te bestuderen om meer inzicht te krijgen bij welke patiënten de impactvolle maagverwijdering kan worden voorkomen door endoscopische monitoring. Stel je eens voor wat dat voor patiënten zal betekenen!

Hoofonderzoekers
Dr. Chella van der Post, Patholoog in het Radboudumc
Dr. Tanya Bisseling, MDL arts, erfelijke oncologie Radboudumc

Medeonderzoekers / Samenwerking
Phd Lars Kemp, Radboudumc, afdeling Pathologie
Dr. Jolanda van Dieren, MDL arts, erfelijke oncologie, AVL

Informatie

Onderzoek naar liquid biomarkers van kanker voor precisie behandeling

De analyse van tumor-DNA in het bloed van kankerpatiënten is een veelbelovende nieuwe test met verschillende klinische toepassingen. Het kan worden gebruikt voor het bepalen van een moleculair profiel en moleculaire mechanismen van resistentie. Ook is het inzetbaar om te bepalen of een aanvullende therapie nodig is en vroegtijdig te voorspellen of deze behandeling aanslaat. Deze techniek is nieuw, maar heeft zich al bewezen. In het Radboudumc wordt een framework van de centrale verzameling opgezet voor bloedsamples vanuit oncologische patiënten van de afdeling medische oncologie van het Radboudumc én de samenwerkende regionale ziekenhuizen. Hiermee hopen ze de basis te leggen voor de ontwikkeling van een uiterst gevoelige veelzijdig liquid biomarker voor de detectie en profilering van de allerkleinste DNA fragment vanuit de kanker. 

Essentiele biobank, centrale verzameling
Een biobank is een verzameling van lichaamsmateriaal en gegevens van patiënten en/of gezonde vrijwilligers, die kan worden gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek. Dat lichaamsmateriaal kan van alles zijn, bijvoorbeeld bloed en weefsel. Wetenschappelijk onderzoekers gebruiken het lichaamsmateriaal en de gegevens om meer kennis te krijgen over het ontstaan en de behandeling van ziekten. Deze kennis kan helpen om betere diagnoses te stellen, ziekten te voorkomen, en ziekten te behandelen.

Validatie en implementatie vraagt om coördinatie
De biobank van het Radboudumc zal in de aankomende jaren gevuld moeten gaan worden met die tumortypes die nog niet getest zijn in voorgaande onderzoeken. Dit betreffen onder andere naast prostaatkanker, kanker van de blaas en urinewegen en melanomen ook speekselklierkanker, hoofdhalskanker, colorectaalkanker en ovariumcarcinomen. Gebleken is dat bij de coördinatie voor verzameling van bloed (ctDNA buizen) voldoende ondersteuning noodzakelijk is voor het breed en zorgvuldig verzamelen van ctDNA binnen de gehele afdeling medische oncologie. Deze centrale biobank zal gebruikt worden voor opslag van de ctDNA samples om te komen tot de validatie c.q. implementatie fase van ctDNA bloedtesten in de kliniek.

Omdat er geen mini tumordeeltje over het hoofd gezien mag worden
Ook voor de bovenstaande tumortypen wil men dat de ontwikkeling van de ctDNA test als een gevoelige biomarker voor detectie van (micro)metastasen de weg vindt naar de kliniek.

‘’Een liquid biomarker geeft ons een unieke kans om preciezere diagnoses te stellen en een betere behandeling in te zetten. Deze test is ook veel minder belastend voor de patiënt. Uit voorgaand onderzoek is de meerwaarde ctDNA detectie en profilering vanuit bloed en urine al verkregen bij andere tumortypen. We willen de toepassing in de praktijk stroomlijnen en versnellen, waardoor dit ingezet kan worden bij patiënten met prostaatkanker, kanker van de blaas en urinewegen maar ook bij speekselklierkanker, hoofdhalskanker, melanomen, colorectaalkanker en ovariumkanker’’

Uw bijdrage
Een donatie aan dit onderzoek betekent voor het team van prof. dr. Carla van Herpen en dr. Niven Mehra, namens alle artsen van de afdeling Medische Oncologie, dat er een belangrijke stap kan worden gezet richting het toepassen van tumorprofilering vanuit het bloed en urine, voor álle kankerpatiënten binnen het Radboudumc. Uitkomsten van dit onderzoek zullen kunnen leiden tot vervanging van tumorbiopten met een ctDNA test, met eenvoudiger en veelvuldiger toepassing van persoonsgerichte behandeling, dat zal leiden tot meer genezing en een optimaler behandelpad voor patienten met uitgezaaide kanker.

Hoofdonderzoekers:
Prof. dr. Carla M.L. van Herpen
en dr. Niven Mehra

Helpt u mee dit grootscheepse en belangrijke project te realiseren?  
Dat kan! Klik op de ‘Doneer nu’-knop.
In actie komen kan ook. Klik dan op ‘Start actie’.

Wilt u liever uw donatie overmaken via ons rekeningnummer? Dat kan via NL34RABO 033 00 00 039 o.v.v. KP307581


N.B. Dit project betreft een vervolgaanvraag van het BULLSEYE project. Het project met uitbreiding van de bepaling van circulerend tumor DNA (ctDNA) voor álle patiënten met kanker van de medische oncologie Radboudumc. 

Informatie

Patiënten met een kwaadaardige tumor in de mondholte worden meestal behandeld met een operatie. De tumor wordt dan samen met een deel van het omliggende gezonde weefsel verwijderd om er zo zeker mogelijk van te zijn dat de tumor daarmee afdoende is behandeld en in principe niet meer terugkomt. Helaas blijkt bij ruim 80% van de patiënten dat de operatie niet volledig genoeg is. De aanvullende behandeling die daarna nodig is, is wekenlang, erg belastend en kan ook leiden tot complicaties en bijwerkingen, zoals blijvende problemen met slikken en een droge mond en keel. Dat moet en kan beter!

Tumorvrij snijvlak
Het doel van de operatie is om een marge van 5 millimeter gezond weefsel rondom de tumor mee weg te nemen. Daarom wordt tijdens de operatie een marge van 10 millimeter rondom de zichtbare tumor aangehouden. Dit weefsel wordt vervolgens onder de microscoop onderzocht om te kijken tot hoever de tumor is doorgedrongen in het omliggende weefsel.

Wachten en grote kans op onwenselijke nabehandeling
De uitslag hiervan duurt vaak een week. Als blijkt dat de marge kleiner is dan 1 millimeter dan is de verwijdering niet volledig genoeg geweest (irradicale resectie). In dat geval is er altijd een aanvullende bestralingsbehandeling nodig met vaak ook chemotherapie. Worden er tumorcellen gevonden bij een marge tussen de 1 en 5 millimeter (krap-radicale resectie) dan heeft de patiënt, afhankelijk van de groeiwijze, vaak ook nog een nabehandeling nodig.

Elke millimeter telt
De allereerste vraag is natuurlijk waarom de marge niet ruimer genomen wordt? Voor de functie van de mond is elke millimeter gezond weefsel hard nodig. Problemen met spreken, kauwen, slikken en proeven hebben veel gevolgen voor de kwaliteit van leven. Eten is dan niet (meer) vanzelfsprekend leuk en lekker. Daarom telt iedere millimeter en is nauwkeurigheid tijdens de operatie heel belangrijk.

All-in-one én 80% verbetering
Wat nou als tijdens de operatie de tumor direct na het uitnemen meteen wordt bekeken door de patholoog, terwijl de patiënt nog onder narcose is? Dan kan de chirurg direct een extra stukje weefsel wegnemen als de marge onvoldoende blijkt te zijn, All-in-One.
Hiermee kan de noodzaak van aanvullende radiotherapie, en chemotherapie, worden gereduceerd of voorkomen. Zelfs in 80% van de gevallen! Want als je weet dat bij ruim 80% van de patiënten dat de operatie niet volledig genoeg is, dan weet je ook dat er 80% verbetering mogelijk is.

”Zodra de chirurg de mondholtetumor heeft verwijderd, bekijkt de patholoog nog tijdens de operatie of de snijranden schoon zijn. Is dat niet het geval, dan kan meteen nog wat extra weefsel worden verwijderd. Dan is er meestal geen aanvullende behandeling meer nodig, is de kans dat de tumor terugkomt kleiner én de overlevingskansen zijn beter” aldus Jasmijn Herruer.

Betekenisvol voor patiënten
Dit betekent dat patiënten na één behandeling ‘klaar’ zijn. Deze studie kan bijdragen aan vermindering van de zwaarte van de behandeling met minder nadelige gevolgen op korte én lange termijn bij patiënten met een tumor in de mond. 

Hoofdonderzoeker:
Dr. J.M. Herruer, KNO-arts / hoofd-halschirurg

Medeonderzoekers/samenwerkingen
Prof. dr. R.P. Takes, drs. W.L.J. Weijs, drs. J.A. van Ipenburg, dr. A.C.H. van Engen-van Grunsven, dr. T.M. Govers

Informatie

Immuuntherapie heeft de levensverwachting van mensen met uitgezaaide longkanker aanzienlijk verlengd. In Nederland krijgen jaarlijks ongeveer 14.000 mensen de diagnose longkanker. De meeste van hen komen in aanmerking voor een behandeling met immuuntherapie. Helaas werkt deze behandeling slechts bij de minderheid van de patiënten langdurig. Wij willen kunnen voorspellen welke mensen dit zijn. Hoogste tijd om dit te onderzoeken!

 

“Stel je voor dat je een longkankerpatiënt bent en je komt in aanmerking voor immuuntherapie. Hoe weet je dan of deze behandeling gaat werken? Wij zijn ervan overtuigd dat darmbacteriën ons hier meer informatie over kunnen geven. Dit kan ons helpen om de immuuntherapie van nu  en van de toekomst te verbeteren”

 

Wij willen weten bij wie immuuntherapie langdurig werkt
Gezien de hoge kosten en de mogelijke ernstige bijwerkingen, is het wenselijk om de behandeling alleen te geven aan patiënten wiens immuunsysteem langdurig actief blijft tegen kanker. We weten helaas nog niet welke factoren hieraan bijdragen. Met zoveel mensen die jaarlijks longkanker krijgen, is het belangrijk de behandeling alleen te geven als je weet dat deze  effectief zal zijn.

Darmbacteriën kunnen hierbij helpen
Darmbacteriën spelen een belangrijke rol in het aansturen van ons immuunsysteem en kunnen daardoor mogelijk een grote invloed hebben op immuuntherapie. Daarom willen we onderzoeken of darmbacteriën vóór start van de behandeling kunnen voorspellen welke patiënten na een jaar nog steeds goed reageren op immuuntherapie. Dit kan ons hopelijk meer inzicht geven in kenmerken die voorspellend zijn voor een langdurige reactie op immuuntherapie.

Medische vooruitgang
Dit onderzoek is niet belastend voor patiënten. Door simpelweg ontlasting in te leveren voor dit onderzoek kunnen patiënten bijdragen aan medische vooruitgang. De informatie die we tijdens dit project verzamelen, kan ons ook helpen bij het verbeteren van bestaande immuuntherapieën en het ontwikkelen van nieuwe en mogelijk betere behandelingen in de toekomst.

Informatie

Elk jaar krijgen 3900 adolescenten en jongvolwassenen (adolescents & young adults) in de leeftijd van 18 tot en met 39 jaar de diagnose kanker. Een deel van deze patiënten draagt zorg voor kinderen onder de 18 jaar. Het gezin met een ouder met kanker staat voor enorme uitdagingen. De ouder zal niet alleen het hoofd moeten bieden aan de onzekerheid en onbeheersbaarheid van de diagnose kanker, maar moet ook tegemoet komen aan de behoeften van zijn of haar kinderen. Ouders hebben veel behoefte aan professionele begeleiding vanuit het ziekenhuis o.a. bij de uitleg aan kinderen over de ziekte.

Kletspakket
Om ouders te helpen bij de verschrikkelijk moeilijk taak om met hun kinderen te praten over de ziekte, is er enkele jaren geleden gestart in ons ziekenhuis met het verstrekken van het Kletspakket aan ouders met kanker. In dit pakket zit naast een folder “Kanker? Hoe ik vertel dat aan mijn kinderen”, ook de boekjes “Ziekenhuisklets”, “Daantje Vulkaantje”, “Grote boom is ziek” en “de club van ons”. Elk van deze boekjes heeft een functie om ouders te helpen om te goed te communiceren over wat er gaat gebeuren. Daarnaast helpen de boekjes ouders bij het uitwisselen van gevoelens in het gezin. Want bij kanker komen vaak heftige emoties naar boven die onder meer te maken hebben met vertrouwen in jezelf, anderen, het leven en de toekomst.

Troostpakket
Helaas worden niet alle ouders beter; een diep verdriet. Ouders staan dan (opnieuw) voor een duivels dilemma: je wilt kinderen niet eerder dan strikt noodzakelijk confronteren met de harde werkelijkheid en ze hun onbevangenheid en gevoel van vrijheid (nog) niet afnemen, maar tegelijkertijd wil je kinderen wel serieus nemen, hun vertrouwen niet schaden en hen niet alleen laten met hun gevoelens. Ook deze ouders en met de name de kinderen zouden wij graag willen steunen door hen een troostknuffelpakketje aan te bieden. Het troostknuffelpakket helpt een kind door middel van verschillende hulpmiddelen met het verlies van een dierbare. In het pakket zit bijvoorbeeld een zachte troostknuffel maar ook een knutselpakketje om vliegers te maken en een zakje met kinetic zand. Kinderen vinden het soms fijn om niet alles te delen. Daarom zit er een speciaal notitieboekje bij met een onzichtbare pen waarvan de inkt alleen te lezen is met het speciale lampje. We willen ook graag het boekje Papa draak/ Mama draak wordt niet meer beter toe voegen.

Welzijn van kinderen en ouders
Door deze bijzondere pakketten aan te bieden, kunnen we niet alleen directe steun bieden aan ouders, maar ook indirect bijdragen aan het welzijn van hun kinderen. Dit kan helpen om de stress en angst die vaak gepaard gaan met het hebben van een ouder met kanker te verminderen.

Het hebben van kanker brengt als genoeg stress met zich mee
Het is belangrijk dat we ons bewust worden van de uitdagingen waar ouders met kanker voor staan en ervoor te zorgen dat ze de ondersteuning krijgen die ze nodig hebben. Door middel van professionele begeleiding kunnen we AYA-ouders helpen met alle vragen en uitdagingen die ze hebben rondom zichzelf en dus ook de zorgen rondom hun kinderen tijdens deze moeilijke periode. Veel ouders vinden het moeilijk om kanker uit te leggen aan hun kinderen. Het is belangrijk dat dit op een begrijpelijke manier gebeurt, aangepast aan het ontwikkelingsniveau en belevingswereld van elk kind. Beide speciale pakketten helpen hierbij.

Draag bij aan dit bijzondere klets en troostproject!
Met de het doelbedrag van 7650 euro kunnen we een heel jaar lang gezinnen met een jongvolwassen ouder met kanker een klets of troostpakket aanbieden. Stel je eens voor hoe wardevol dit is!

Informatie

Wist u dat één op de vijf patiënten met kanker te maken heeft met een zeldzame vorm van deze ziekte? Er zijn in Nederland meer dan 130.000 patiënten die leven met of na een zeldzame vorm van kanker. Patiënten met zeldzame kanker hebben een lagere overlevingskans in vergelijking met patiënten met meer voorkomende vormen van kanker. Dit kan en moet beter!

Lagere overlevingskansen voor zeldzame kankers
De afgelopen 20 jaar is er nauwelijks verbetering geweest in de vijfjaarsoverleving van patiënten met zeldzame kankersoorten, terwijl dit bij veelvoorkomende kankersoorten wel het geval is. Dit kan worden toegeschreven aan het gebrek aan onderzoek naar medische behandeling en richtlijnen voor de behandeling van patiënten met zeldzame kankersoorten. Ook onderzoek naar ondersteunende kankerzorg is schaars, waardoor er weinig bekend is over hoe de levenskwaliteit van deze patiënten kan worden verbeterd.

Levenskwaliteit verbeteren
Het is bekend dat fysieke training onder fysiotherapeutische begeleiding (beweegzorg) tijdens en na de behandeling van kanker positieve effecten heeft op fysieke fitheid, vermoeidheid, en kwaliteit van leven bij patiënten met borst- of prostaatkanker. Het onderzoeksteam van prof. Carla van Herpen is ervan overtuigd dat dit ook geldt voor patiënten met een zeldzame kanker. Maar het kan ook zijn dat zij andere behoeften en symptomen hebben. Hoogste tijd om dit te onderzoeken!

Door geperonaliseerde bewegingszorg op maat
Daarom willen zij in dit onderzoeksproject beweegzorg ontwikkelen en evalueren voor patiënten met een zeldzame kanker. Het onderzoek kent drie fasen: In de eerste fase 1 gaan ze in gesprek met patiënten om hun trainingsbehoeften, -voorkeuren en -doelen in kaart te brengen. Op basis daarvan ontwikkelen ze gerichte beweegprogramma’s. In fase 2 werken ze samen met fysiotherapeuten en patiënten aan het opstellen, uitvoeren en realiseren van gepersonaliseerde trainingsprogramma’s. En in fase 3 kijken ze naar de haalbaarheid van zo’n programma bij patiënten met een zeldzame kanker.

Doelgericht bijdragen aan een beter perspectief
Ze verwachten hiermee bij te dragen aan betere ondersteunende zorg en de optimalisatie van de kwaliteit van leven en behandel effectiviteit voor patiënten met een zeldzame vorm van kanker. De ontwikkelde beweegzorg kan vervolgens verder worden onderzocht op effectiviteit.

Hoofdonderzoeker
prof. dr. Carla van Herpen, medisch oncoloog, hoogleraar zeldzame kankers
Afdeling Medische Oncologie

Mede onderzoekers
Laurien Buffart, PhD, bewegingswetenschapper en epidemioloog
Marieke ten Tusscher, MSc, onderzoeker en fysiotherapeut

© Copyright 2018 - 2024 Radboud Oncologiefonds - Alle rechten voorbehouden | Webdesign & Realisatie door Twin Digital